Ik was een jongen
Dwars en dwaas
Rook een onbestemd verlangen
In het water van De Maas
Stond van vreugde rond te springen
Bij de nachtelijke brand
Dat vuur was mijn vurigheid
En die schaduwen mijn land
Ik was in Rome
Liep er verloren rond
Had daar nauwelijks in de gaten
Waar ik me eigenlijk bevond
Voelde me als onkruid groeien
Uit hopen puin en as
Op wat eens groot en machtig hoog
En nu vervallen was
Hou me vast als ik wil gaan lopen
Kus me als ik onzin praat
Lach me uit als ik weer sta te razen
Over het leven van de straat
Neem me mee naar je blauwe kamer
Leg me op mijn rug
En schop me bij het ochtendgloren
Weer naar mezelf terug
Ik zat op zolder
Had genoeg gehad
Die zwoele stank van drank en liefde
De muziek van de avondstad
Ik moest het in mezelf zoeken
Iets anders was er niet
Op een ochtend kwam de zon op
De ontdekking van mijn lied
Hou me vast als ik wil gaan lopen
Kus me als ik onzin praat
Lach me uit als ik weer sta te razen
Over het leven van de straat
Neem me mee naar je blauwe kamer
Leg me op mijn rug
En schop me bij het ochtendgloren
Weer naar mezelf terug