Lied van een vader voor zijn zoon

Ik weet niet meer wat je doet

Niet meer hoe je bent

Hoe je het voelt

Niet meer wat je denkt

 

Ik vraag me af waar je nu woont

Wie je vrienden zijn

Waar je van droomt

’S nachts in het geheim

 

In ieder mens broeit wel die stille brand

Het verlangen naar de verboden kant

De angst dat je verdort

En dan ineens, voor pijn en tranen doof,

Schiet die vlam omhoog

En is het net of je herboren wordt

 

Is er wel iemand die je belt

Vraagt of je nog leeft

Je met zachte stem vertelt

Dat ze om je geeft

 

Of voel je je nog steeds te jong

Voor de armen van een vrouw

Liever de hoge sprong

Dan te moeten lopen aan een touw

 

Ik begrijp je woede, denk ik, wel

Zomaar vertrekken is de hel

Dan maar beter spartelen in het web

Ik kan slechts hopen dat je gretig leeft

Vroeg of laat begrijpt en me vergeeft

Dat ik ons verbond verraden heb