Aad praat met zijn te jong gestorven vrouw

Ze zijn nu buiten in de tuin.

De oudste heeft nog niets gezegd.

Alleen gekeken om de deur

En haar kleren klaargelegd.

Straks komen je ouders met Hanneke en Piet.

Die zullen wel gaan zeggen hoe het moet.

Ik heb de witte rozen in een andere vaas gezet.

Volgens mij staan ze nu goed.

Dat was vervelend met die vlieg

Bij je lippen steeds maar weer.

Ik kreeg dat kreng het raam niet uit.

Nu zie ik hem niet meer.

Je hield niet op met kijken, ook toen het was gedaan.

Je ogen glansden in het licht.

Pas toen ik ze vanmorgen voor de derde keer sloot,

Bleven ze eindelijk dicht.

Er moet nog brood en koffie zijn.

Ik denk dat ik hem straks maar even bel,

Zeg dat ik niet weg kan bij je hier,

Dan brengt hij het, denk ik, wel.

Ik doe toch liever het gordijn maar even dicht.

Net kwamen die van Donkers weer voorbij.

Vreemd dat we elkaar na morgen nooit meer zien.

Ik hoop dat je nog gehoord hebt wat ik zei