FEEST
Ik droomde weer
Dat ik dood moest gaan.
Mijn moeder had alles geregeld,
Het overlijden, de mis, de begrafenis
En het samenzijn na afloop in café ‘De Keurvorst’.
Maar terwijl we, zoals altijd,
Gedwee zaten te wachten,
Stond ik plotseling op
En zei dat ik helemaal niet doodging,
Dat ik zelfs nog een hele tijd te leven had.
Toen haalde mijn oudste broer
Zijn accordeon tevoorschijn
En begonnen we fors te drinken en te zingen.
Dit duurde dagen. Al die tijd zat mijn moeder
In het achterkamertje te bidden en te huilen.